ZOETE GAST VAN ONZE ZIEL
Consolator optime,
Uit: Veni sancte Spiritus… sequentie van Pinksteren GvL no 846
Hoe zou het zijn, als wij in geen enkele mate begiftigd zouden zijn met wijsheid, verstand en inzicht? Wat als wij en onze medemensen op geen enkele manier blijk gaven van liefde, geduld, zachtmoedigheid en zelfbeheersing? We zouden het er snel over eens zijn, dat ons samenleven dan al heel snel een totaal slagveld zou zijn.
Voor mij is dit belangrijk: het alledaagse niet-spectaculaire van het geloof. God is niet alleen maar met ons tijdens de avontuurlijke momenten van het leven. De heilige Geest is niet louter de animator die ons aanzet tot het steeds weer buitengewone en (bijna) bovenmenselijke. De Drie-ene is de schenker van alle leven. Degene, die daar bovendien met heel zijn liefdevolle wezen zodanig dichtbij blijft, dat het leven ook als samenleven mogelijk is: elke dag en in iedere situatie. Altijd en overal. Inclusief de vele momenten die soms op sleur kunnen gaan lijken en waarin je mag proberen de gewone dingen goed te doen. Inclusief de vele, misschien niet eens altijd opgemerkte ontmoetingen die plezier doen en geluk brengen. Of juist ergeren, boos of angstig maken, omdat bijvoorbeeld iemand er niet toe kwam verkeer van rechts voorrang te geven. Zo ongeveer elk vers van de sequentie van Pinksteren (een lied, dat liturgisch een plaats heeft voorafgaande aan de evangelie-lezing op Pinksteren) bezingt de tedere nabijheid van God in de gewoonste dingen van het leven. Dit lied doet ons vragen om zijn nabijheid en wel zo dichtbij als echt nodig is: in ons hart, in alle facetten van ons leven, als zoete gast van de ziel (dulcis hospes animae). Als “zoethoudertje”, doch niet om ons af te schepen, maar om vreugde te doen scheppen.
Arjen Bultsma
|